‘Mijn liedjes zijn op. Iemand heeft ze uit mijn hoofd gehaald’ zegt mevrouw Verhoef. Ik wandel met haar door de gang. Ze heeft me bij de hand gepakt. Haar warme hand in die van mij. ‘Kom, we gaan samen lopen’ en ik loop gewillig met haar mee.
Zojuist was ik in de huiskamer. Daar zaten aan tafel een aantal bewoners. Bij het raam staren twee bewoners naar buiten. Samen met mevrouw Verhoef volgen ze de hoveniers die het terras bladvrij maken. Het is een druilerige dag en de lucht kleurt grijs, maar in de huiskamer heerst een rustige en warme sfeer.
Nou ja, rustig….
Mevrouw Verhoef is aan het zingen. Ze zingt liedjes die ik niet ken, maar het klinkt gezellig en vrolijk. Als ze mijn handen pakt, wiegen we samen heen en weer. De beide dames bij het raam bekijken het glimlachend. De hoveniers buiten trekken echter meer hun aandacht. De liedjes van mevrouw Verhoef leiden alleen maar af.
‘Kom, we gaan samen lopen’ en als ze dat zegt, lijkt me dat geen slecht idee. Zo keert de rust weer terug op de huiskamer en kan zij zingend de gang door. Halverwege stopt ze echter, zowel met lopen als met zingen. Ze kijkt me zwijgzaam en met een grote denkrimpel aan. ‘Mijn liedjes zijn op. Iemand heeft ze uit mijn hoofd gehaald’ zegt ze ernstig.
En nu?
Mijn collega komt aanlopen en ze groet mevrouw hartelijk. ‘De liedjes zijn op’ zeg ik. Mijn collega pakt mevrouw aan de andere arm beet en ze buigt voorzichtig voorover. ‘Daar aan het kleine café in de haven’ zingt ze zachtjes bij het oor van mevrouw Verhoef. Langzaam verdwijnt de diepe denkrimpel en daarvoor in de plaats verschijnt er een grote glimlach op haar gezicht.
Als we de huiskamer binnenwandelen is de tafel gedekt voor de lunch. De hoveniers ruimen buiten hun spullen op. Mevrouw Jansen loopt mevrouw Verhoef tegemoet. Ze geven elkaar een knuffel.
‘Uitgezongen?’ vraagt mevrouw Jansen. Ja, mevrouw Verhoef is klaar met zingen. Tijd voor lunch en daarna verschijnen vanzelf de liedjes weer in haar hoofd.