De vlieg is volop vlieg, maar irritant is het wel. Het leidt af van het gesprek dat we samen hebben. Meneer zit naast het raam en ik zit er met een kruk tegenover. Meneer kan, door zijn ziekte, zijn armen niet goed bewegen. Zelf de vlieg wegjagen lukt hem niet. Zijn ogen volgen de vlieg wel.
We proberen het gesprek te vervolgen als er ineens een tweede vlieg neerdaalt op zijn schouder. Met mijn hand zwaai ik de vlieg weg. ‘Ze moeten u wel hebben’ zeg ik lachend. ‘Dat komt omdat u zo lekker ruikt van het douchen’ voeg ik er aan toe. Hoewel we een serieus gesprek hebben, moet meneer nu volop lachen.
We laten de beide vliegen hun gang maar gaan, terwijl we ons toch wel serieuze gesprek voortzetten. ‘Wil je doden…’ zegt meneer ineens haperend. Verbaasd kijk ik hem aan, beetje verrast over de wending van ons gesprek. Hij doelt echter op de vliegen en hij knikt met zijn hoofd richting de tafel. Daar ligt een rode vliegenmepper.
Daar zit ik dan tegenover hem, pratend en ondertussen loerend op de vliegen. Echter de vliegen lijken de dreiging te voelen, want ze blijven zich verschuilen tussen de haren van meneer. Ik heb niet de moed om op het hoofd van meneer te slaan.
Het moet een vreemd gezicht zijn voor iemand die nu binnenkomt. Een bewoner die in de rolstoel zit en vlak daarvoor een zorgmedewerker op een kruk met de vliegenmepper in de aanslag. Het is grappig en tegelijk vind ik het ook wel triest als ik besef dat deze meneer op zoveel manieren afhankelijk is van anderen. Zelfs een irritante vlieg wegslaan of met de vliegenmepper een flinke mep verkopen, lukt hem niet.
De vlieg landt op de armsteun van de rolstoel. Hij kijkt ernaar, ik kijk ernaar. De vliegenmepper gaat langzaam omhoog. Met zijn ogen moedigt meneer me aan, ik zie zelfs een beetje pretlichtjes verschijnen in de ogen. ‘Pats’ de vliegenmepper daalt neer op de vlieg.
Ik krijg een knipoog. Missie geslaagd.